In Nederland geboren of niet, hier ben je ‘Marokkaan’ of ‘Chinees’ als het zo uitkomt, zo werd deze week maar weer eens bevestigd. Wellicht komt dat door onze exclusieve identiteitsbeleving, denkt Olaf Tempelman.
Een man uit Wroclaw die na twintig jaar in de Nederlandse horeca naar Canada was geïmmigreerd, vertelde het volgende: ‘Ik ben hier pas zes maanden en voor al mijn klanten ben ik nu al een Canadees. Voor mijn Nederlandse klanten was ik na twintig jaar nog steeds geen Nederlander, niet eens een Poolse Nederlander, ik bleef een Pool.’ In de Nederlandse actualiteit van de laatste week ondervonden mensen van Marokkaanse en Chinese origine iets soortgelijks.
De ‘vier Marokkanen’ die ‘dierbare vriendinnen’ van Thierry Baudet ‘ernstig lastigvielen in de trein’ volgens de veelbesproken tweet van de FvD-leider, bleken in Nederland geboren en getogen NS-controleurs. Verscheidene Nederlanders van Chinese origine die vanwege de commotie over het coronavirus in de bus werden gemeden, ontdekten dat zij in de optiek van medepassagiers geen Nederlanders maar ‘Chinezen’ waren. Zouden inwoners van bijvoorbeeld het Canadese Vancouver zulke ‘Chinezen’ willen mijden, dan zouden ze geen bus meer in kunnen, want in hun stad ziet meer dan helft van de bevolking er ‘Chinees’ uit.
Rechtspopulisten verkondigen vaak dat Marokkanen, Polen of Chinezen in Noord-Amerikaanse immigratiemaatschappijen snel integreren, terwijl ze in West-Europa aan hun eigen cultuur en gewoonten blijven vasthouden. Wie zich als ‘Marokkaan’ blijft gedragen, zeggen zij, zal als ‘Marokkaan’ worden geëtiketteerd. Europeanen die in Noord-Amerika de proef op de som nemen in bijvoorbeeld Poolse winkels, Chinese restaurants of Noord-Afrikaanse supermarkten, zijn geneigd precies het tegenovergestelde te concluderen: juist in Europa hebben de groepen zich meer aangepast aan de lokale mores. Ze moeten wel, want in Europese natiestaten zijn die mores dwingender dan in maatschappijen waar het gros van de bevolking de laatste tweeënhalve eeuw van elders kwam. Maar terwijl de druk tot aanpassen in Europa hoger ligt, is de kans dat een assimilatieproces ooit voltooid wordt verklaard, er juist kleiner.
Exclusief
Je kunt betogen dat het niet een gebrekkige integratie is die ervoor zorgt dat mensen die in Frankrijk, Denemarken of Nederland opgroeien ‘Marokkanen’ of ‘Polen’ worden genoemd, maar de manier waarop een nationale identiteit wordt beleefd in Europese natiestaten: exclusief. Van zo’n nationale identiteitsbeleving getuigen niet alleen politici die twitteren over Marokkanen die vriendinnen lastigvallen, maar evengoed ‘politiek correcte’ clubs die streven naar ‘meer Marokkaanse leden’. In Canada streven clubs naar Canadese leden. Het is onwaarschijnlijk dat een Canadese rechtspopulist twittert dat ‘Indiërs’ of ‘Pakistani’s’ vriendinnen lastig vallen.
Noord- en Zuid-Amerikaanse landen hebben gemeen dat de nationale identiteit er meestal ‘inclusiever’ wordt beleefd dan in Europa: je schopt het makkelijker tot Argentijn of Canadees dan tot Nederlander of Fransman. De huidige Europese natiestaten kregen vorm in de vroege 19de eeuw. Typisch is dat ze destijds inwoners binnen hun grenzen hadden die minstens zo van elkaar verschilden als de huidige. In Frankrijk sprak aan het begin van de 19de eeuw minder dan tien procent de officiële landstaal. In 1880 was dat twintig procent, na een offensief van vele decennia dat bekend werd als de ‘binnenlandse kolonisatie’. Ook in het veel kleinere koninkrijk der Nederlanden moest er ‘intern’ worden gekoloniseerd. Weinig inwoners identificeerden zich in de eerste helft van de 19de eeuw al met de staat. Eén reden daarvoor was dat het Nederland van toen een erg groot land kon zijn. Slechts twee miljoen mensen bewoonden uitgestrekte woeste gronden. De reis per diligence van Utrecht naar Leiden duurde vijf uur, als de wielen niet vastliepen in de modder.
Mede dankzij de komst van de spoorwegen groeiden de Europese natiestaten in de loop van de 19de eeuw uit tot staatkundige en bestuurlijke successen. In het kielzog daarvan werd de Franse, Zweedse of Nederlandse identiteit iets dermate vanzelfsprekends dat het leek of die al sinds mensenheugenis had bestaan. Geenszins: veel wat inwoners van natiestaten een lang bestaan toedichten, is minder dan twee eeuwen oud. Michiel de Ruyter leefde in de 17de eeuw, maar werd pas in de 19de een dappere Hollander met een standbeeld. Geen historisch product heeft zijn eigen mythe beter weten te scheppen dan de natiestaat, is de onmiskenbare conclusie van het enkele jaren geleden onder redactie Leo H.M. Wessels en Toon Bosch verschenen (naslag)werk Nationalisme, naties en staten – Europa sinds 1800.
Integratieparadox
Het sterke nationale identiteitsgevoel mag in veel Europese landen zijn gebouwd op historisch drijfzand – het maakt het bestaan ervan niet minder reëel. Een gevolg is dat mensen die er geboren en getogen zijn even hardnekkig worden geëtiketteerd als hun ouders of grootouders die van elders kwamen.
In de tweede heft van de 20ste eeuw namen West-Europese natiestaten forse aantallen gastarbeiders en inwoners uit hun oude koloniën op, de eerste decennia van de 21ste eeuw zagen een verdere internationalisering. Het leidt tot een situatie waarin een soort 19de-eeuwse identiteitsbeleving voortbestaat in een 21ste-eeuwse realiteit.
Menige Syrische Deen, Poolse Nederlander of Albanese Zwitser kan uitleggen dat hoe harder je je best doet een ‘echte’ Deen, Nederland of Zwitser te worden, hoe scherper je ziet dat de ‘stadsmuren van de nationale identiteit’ hoog zijn, een fenomeen dat bekendstaat als ‘de integratieparadox’. Zoals ingewijden bestaan bij gratie van niet-ingewijden, zo bestaat elk stevig identiteitsgevoel bij gratie van mensen die er niet in mogen delen. Zonder ‘buiten’ geen ‘binnen’. Er komt een tijd dat Nederlanderschap ook emotioneel anders wordt ingevuld dan in 1880. Maar het identiteitsgevoel in een land verandert langzamer dan het land zelf.
Bron: De Volkskrant
Recente reacties